Ik
Ik.
Ik ben een man met geluk, ik leef in de hooglanden, op
de flanken van bergen, het vruchtbare oord van grazende
koeien met hun geloei van samenhorigheid, bont gevlekt.
Ik kan melken, afromen en boter karnen, volle kazen laten
rijpen. Ik ben geboren in de bloemenweide waar zoemende
honingbijen zoeken tussen de kleuren en geuren onder de
warme zon. Ik ben een man met geluk die niet in dalen leeft,
niet daar waar het water dorpen eet en steden grijs laat
wegzakken, niet in de zee dobbert tussen hoofden die de
weg verloren en de ogen sloten, niet zacht maar in angst.
Mensen die onder water tasten maar niet de grond vinden
voor steun om hun lot te ontlopen. De hemel neemt de
klacht van de hulpelozen mee tot aan de wolken waar ze
meedrijven en wenend als regen neervallen op de hard
geworden aarde. Ik ben een man met geluk maar om de
grote zeeën te aanroepen en het water van de rivieren,
is mijn frêle stem te zwak. Ik ben geen reddende engel,
mijn voorouders hebben me het vliegen niet geleerd. Mijn
twee handen doen wat ze kunnen, nemen keien en bouwen
een trap van ongelijke vorm maar die begaanbaar is voor
wie geloof kent. Ik leg in zweet de keien op hun plaats en
kus de berg om wat hij geeft. Mijn arbeid werkt zich richting
het dal en de laagte van het strand. Bij mijn komst met het
pad zie ik voeten dansen als ze de poelen doorwaden en
hoor handen hun ritme klappen bij de treden die omhoog
leiden naar de goede gronden. Ik hoor vreemde stemmen
hun gezang aanheffen dat meer is dan een groet. Ik hoor
de tonen van vrouwen, moeders en dochters, van mannen,
vaders en zonen. Ze bezingen de morgen, ook de wassende
maan. Ik leef mee al is het de eerste maal dat de melodie me
draagt. Ik herken de strofes en het refrein als de woorden uit
een verlaten jeugd en plaats komma’s waar dat mag. Ik volg
de schare in het licht van de rode avond, stap na tree hoger.
Ze kammen zich de haren. God gaat mee. Wat kan.
Wij.
Dit gedicht komt uit de bundel “Ik teken alvast de kaft”.
meer weten? klik hier